De preek van Arie, getiteld “Tussen aards en Hemels Koninkrijk in”, richt zich op de spanningen tussen het aardse koninkrijk en het Hemels Koninkrijk, en hoe christenen zich daarin moeten positioneren. Hij begint met de Bijbelse opdracht uit Romeinen 13 om autoriteiten te respecteren, omdat deze door God zijn ingesteld. Arie erkent hierbij zijn eigen moeite met het volgen van regels en belastingen, en schetst hoe onze menselijke neiging tot rebellie vaak botst met deze opdracht. Hij verwijst naar voorbeelden zoals de coronamaatregelen en culturele kwesties, en benadrukt hoe christelijke waarden tegenwoordig onder druk staan.
De preek biedt een diepere reflectie over het omgaan met autoriteit en gehoorzaamheid in de context van geloof. Arie stelt dat onderwerping aan gezag een goddelijke opdracht is, maar niet zonder grenzen. Wanneer de wetten van een overheid in strijd zijn met Gods wetten, ligt de nadruk op bidden voor verandering en het respectvol aankaarten van onrecht, zoals Mozes, Daniël en Paulus dat deden in de Bijbel. Deze actieve en passieve houdingen moeten altijd geworteld zijn in vertrouwen op God.
Arie belicht ook de menselijke neiging tot zonde en rebellie, zoals verwoord in Genesis 3, en de consequenties daarvan. Hij benadrukt dat het vertrouwen in God essentieel is, zelfs in tijden van chaos en onrecht. Hoewel we leven in een wereld die niet volledig overeenkomt met Gods Koninkrijk, roept Jezus ons op om dat Koninkrijk zichtbaar te maken door ons gedrag en onze daden.
Hij sluit af met een allegorie gebaseerd op Plato’s grot, waarbij hij de rol van christenen benadrukt om anderen mee te nemen naar het licht van Jezus. Het is onze taak om het Hemels Koninkrijk tastbaar te maken, ondanks weerstand of tegenstand. Arie vraagt de gemeente om zich af te vragen hoe zij zichtbaar kunnen zijn in Gods Koninkrijk en hoe de gemeente hen daarin kan ondersteunen. Zijn boodschap eindigt met een oproep tot vertrouwen in Gods plan en een actieve bijdrage aan de gemeenschap.