In de preek “Wie zeg jij dat Ik ben?” spreekt Menno over de kernvraag die Jezus stelde aan zijn discipelen in Matteüs 16: “Wie zeggen jullie dat Ik ben?” Petrus antwoordde: “U bent de Christus, de Zoon van de levende God.” Volgens Menno draait dit vers niet alleen om een theologische waarheid, maar om het hart van ons geloof: kennen wie Jezus is, zodat we ook weten wie wij zelf zijn.
Jezus stelt deze vraag niet in een willekeurige omgeving, maar bij Caesarea Filippi – een heidense plek vol afgodendienst, ook wel bekend als de ‘poort van de hel’. Juist daar zegt Hij dat Hij Zijn gemeente zal bouwen. Dat is veelzeggend: de kerk hoort niet alleen binnen de veilige muren, maar midden in de wereld waar mensen God nog niet kennen. Daar, tussen de gebrokenheid, klinkt de belijdenis van wie Jezus werkelijk is.
Menno legt uit dat ware verandering ontstaat wanneer mensen, net als jongeren op christelijke kampen, zich gezien en geliefd weten. Niet door regeltjes of religieuze plicht, maar door relatie en bevestiging. Die jongeren komen binnen als muurbloempjes en gaan naar huis vol vuur, omdat ze ontdekken dat ze waardevol zijn in Gods ogen. Ze worden bevestigd in hun identiteit en daardoor ontvlamt iets van binnenuit.
Hij waarschuwt voor een geloof dat drijft op verplichting: je moet evangeliseren, je moet bidden, je moet samenkomen. Maar Jezus zegt in Openbaring: “Ik ken uw werken, maar u bent lauw.” Werken maken je lauw; relatie maakt je vurig. Daarom is het zo belangrijk om te leven vanuit je identiteit als geliefd kind van God, niet als slaaf van religieuze plicht.
Jezus noemt Petrus een rots en zegt dat op die rots – van belijdenis, van identiteit, van erkenning van wie Jezus is – Zijn gemeente gebouwd zal worden. Menno legt uit dat die rots ook staat voor de wereld buiten de kerk, vol afgodendienst en leegte, waar mensen smachten naar betekenis. Daar wil Jezus zichtbaar worden, juist door ons heen. Daar is ruimte voor de liefde van God om binnen te komen.
Hij citeert Blaise Pascal die zei dat ieder mens een godgevormd gat in zijn hart heeft – een leegte die alleen God kan vullen. Zelfs wetenschap bevestigt dat mensen genetisch een aanleg hebben voor het bovennatuurlijke. En God, zegt Menno, heeft op zijn beurt ook een ‘gat’ in zijn hart dat alleen door ieder uniek mens vervuld kan worden. We zijn gemaakt om samen compleet te zijn, mens en Schepper.
De boodschap is eenvoudig maar krachtig: als je weet wie Jezus is, ontdek je wie jij bent. En als je weet wie je bent, ben je niet meer bang – ook niet voor de poorten van de hel. Dan leef je met autoriteit, vanuit liefde, niet vanuit religie. Dan wordt de kerk zichtbaar, niet als instituut, maar als levend lichaam van mensen die weten: ik ben gewild, gezien, geroepen.
De preek eindigt met een gebed waarin gevraagd wordt dat we onze ware identiteit zullen ontdekken, dat we mogen leven vanuit relatie met Jezus, en dat Zijn liefde elk leeg hart zal vullen – zodat Zijn kerk gebouwd wordt op de plekken waar de wereld Hem nog niet kent, maar diep vanbinnen naar Hem verlangt.