Martien begint zijn preek met een herkenbare opening: hij staat weer voor de gemeente na lange tijd en reflecteert op de dierbare herinnering aan Stineke, die er niet meer is. Hij benadrukt dat, ondanks het gemis, hij vertrouwen houdt dat God voor deze gemeente zorgt en dat “het komt goed” — een plek om samen te komen zal er weer zijn, omdat die gemeente door God geplaatst is.
Hij brengt de opdracht van Jezus naar voren uit Matteüs 28: Jezus heeft alle macht in hemel en op aarde en geeft de opdracht om volgelingen te maken, te dopen en te onderwijzen, met de belofte dat Hij aanwezig blijft tot het einde der tijden. Deze “grote opdracht” is niet alleen voor de eerste discipelen, maar geldt ook voor ons vandaag: wij zijn discipelen die weer nieuwe discipelen mogen maken.
Een belangrijk thema is het verschil tussen kennis en liefde. Je kunt veel weten over regels en voorschriften—zoals de 613 geboden uit de Joodse traditie—maar zonder het hart erbij gaat het niet werken. Martien citeert Openbaring 2 waarin Jezus zegt dat de gemeente haar “eerste liefde” heeft verlaten. Hij vraagt zich af of geloven niet een automatische piloot is geworden—je leest de Bijbel, bidt, maar zonder innerlijke betrokkenheid. Hij herinnert aan het Woord in Efeziërs, waar Paulus schrijft hoeveel rijkdom we al hebben in Christus, zoals liefde, genade, verlossing en de Heilige Geest als onderpand van onze erfenis. Maar na dertig jaar blijkt de vurige liefde soms te vervagen.
Martien spreekt over uitdagingen waarmee veel christenen worstelen: problemen thuis, burn-out, psychische worstelingen, zelfs zelfmoord – allemaal niet bij ongelovigen maar bij gelovigen. Hij stelt de vraag: waar is de liefde gebleven? Hij deelt zijn eigen ervaring met ziekte, rouw om Stineke, zijn geloof dat hij vasthield, de hoop dat zij nu bij Jezus is. We kunnen veel meemaken, maar wat doe je ermee? Je kunt je richten op jouw omstandigheden, of je focussen op Jezus en zijn liefde – dat maakt het verschil.
Hij vraagt: hoe houd je die eerste liefde vast? Lezen van Gods Woord helpt daarbij, niet als een verplichting, maar als erin gezogen te worden, zoals beschreven in Johannes 8: “Als u in mijn woord blijft… u zult de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken.” Verder verwijst hij naar Mattheüs 6 over bidden: niet toneelspel of lange formules, maar bidden in je binnenkamer, gewoon praten met God, vanuit het hart. En Hebreeën 4:16 moedigt aan vrijmoedig bij Gods troon te komen om genade te ontvangen.
Dan gaat het thema liefde naar elkaar toe: niet alleen van broeders en zusters, maar zelfs van je vijanden. Hij bekent dat ook hij dat moeilijk vindt, zeker met wat er gebeurt in Israël, maar als je gevuld bent met liefde, kan je zelfs voor vijanden bidden, zoals vervolgde christenen dat soms doen, en dat raakt hem diep. Hij onderstreept dat we nog niet volmaakt zijn en dat het een leerproces is—maar in ons geldt dat de volmaaktheid aanwezig is, de volwassenheid (ripeheid), de trouw en overgave aan de Heer, zoals het woord “volmaakt” in Matteüs 5:48 eigenlijk betekent.
Hij moedigt aan om elkaar niet te beschuldigen maar te ondersteunen: samen onderweg gaan, met begrip en liefde. Hij wijst op het gebed van Jezus in Johannes 17: als gelovigen één zijn, ziet de wereld dat Jezus is uitgezonden. Dat is het “plaatje van Jezus” – dat mensen dat aan je zien, ook in moeilijke tijden. Zijn eigen ervaring van ziekte en rouw was zo’n getuigenis: mensen vroegen hoe hij zo rustig kon zijn. Hij mocht uitleggen waarom: die liefde kent hoop, kracht, vertrouwen. Want je leven weerspiegelt het goede nieuws; het enige dat nodig is, is dat plaatje uitleggen—duidelijk en in begrijpelijke taal.
Hij besluit met een oproep om stil te worden, na te denken of je meer in je hoofd dan in je hart leeft, of jouw leven het plaatje van Jezus laat zien of jouw eigen plaatje. Hij bidt dat het juiste plaatje zichtbaar wordt, niet alleen binnen de gemeente, maar ook in de wereld. Hij nodigt mensen uit na afloop te delen, gebed te vragen, met elkaar verbonden te zijn. En zo sluit hij af met een uitnodiging tot gemeenschap, gebed, en het voortduren van dat levende geloof in liefde.