Sjef begint zijn preek met zijn geloof in een God die het onmogelijke mogelijk maakt. Hij deelt persoonlijke ervaringen waarin hij wonderen heeft meegemaakt: genezing van ziekte, bevrijding uit depressie, en onverwachte voorziening, zoals het ontvangen van een auto op een moment dat hij geen geld had. Voor hem was dat telkens een bevestiging dat vertrouwen op God belangrijker is dan het zoeken van hulp bij mensen.
Het centrale thema van de preek is het Bijbelverhaal over Maria en Marta. Marta is druk bezig om voor Jezus te zorgen, terwijl Maria aan zijn voeten zit en luistert. Sjef benadrukt dat dienen op zichzelf niet verkeerd is, maar dat het gevaar bestaat dat je zo druk wordt met dingen voor God, dat je vergeet bij Hem te zijn. Maria koos voor de relatie, Marta voor de activiteit. De les die hij daaruit trekt is dat we vaak bezig zijn met doen, zelfs met geestelijke taken, maar dat we de verbondenheid met Jezus uit het oog verliezen.
Hij vertelt dat hij zelf jarenlang in het land bediende en vaak bezig was met preken en profeteren, maar dat hij op een gegeven moment van God de vraag kreeg: waar ben jij? Hij besefte dat hij wel bezig was met de gaven die God hem gegeven had, maar niet met God zelf. God zei tegen hem: ik zoek niet je gave, ik zoek jouw hart. En dat raakte hem diep. Hij besefte dat het echte leven als christen draait om aan de voeten van Jezus te zitten.
Aan Jezus’ voeten vindt hij, zegt hij, rust, troost, vergeving, richting, genezing en liefde. Hij noemt meerdere voorbeelden uit de Bijbel waarin mensen letterlijk aan de voeten van Jezus vielen en daar alles ontvingen wat ze nodig hadden: genezing, vergeving, hoop. Hij haalt aan dat de melaatse terugkwam om Jezus te danken, dat de zondige vrouw huilde aan zijn voeten, dat Jaïrus zijn dochter gered zag worden nadat hij zich aan Jezus’ voeten had geworpen.
Sjef benadrukt dat aan Jezus’ voeten zitten een houding van nederigheid vraagt. Hij zegt dat we als mensen vaak de neiging hebben om alles zelf op te lossen, om druk te zijn, om te proberen de controle te houden. Maar het echte geloofsleven begint als je erkent dat je het niet zelf kunt en je alles bij Jezus neerlegt.
Hij besluit met de oproep om terug te keren naar die plek. Niet alleen als individu, maar ook als kerk, als land. Volgens hem ligt daar de sleutel voor herstel, voor opwekking, voor vrede. Hij zegt: ik breng mijn zorgen, mijn kinderen, mijn dromen dagelijks aan de voeten van Jezus. En daar, op die plaats, vertrouw ik dat God zijn beloftes waarmaakt.
Alles wat we nodig hebben is te vinden aan zijn voeten. Dat is de hoogste plaats. Niet het podium, niet het presteren, maar het zitten bij Jezus. Daar ligt het hart van het geloof. Dat is waar we weer naar terug moeten.