De preek van Menno, met de titel “Een geopende Hemel,” richt zich op het thema van Gods zegen en de open hemel die door Jezus Christus toegankelijk is gemaakt. Menno opent met een persoonlijk verhaal over zijn vakantie in Griekenland en een situatie thuis met een koude vloer door een losgekoppelde verwarming. Dit verhaal leidt hem naar Spreuken 10:22, waar hij benadrukt dat Gods zegen rijk maakt zonder dat menselijke inspanning daar iets aan toevoegt.
Menno verwijst naar het verhaal van Jakob uit Genesis 28, waarin Jakob in een droom een ladder ziet die de aarde met de hemel verbindt. Engelen gaan langs die ladder omhoog en omlaag, en bovenaan staat God die Jakob zegent en belooft dat zijn nageslacht talrijk zal zijn. Menno verbindt dit verhaal met het idee dat de hemel voor ons geopend is door Jezus. Jezus is volgens Menno die ladder, en door Hem kunnen we toegang krijgen tot Gods zegen.
De preek benadrukt dat de zegen van God niet alleen gaat om materiële dingen, maar om de relatie met God zelf. Hij herinnert de luisteraars eraan dat God zijn zegen geeft aan degenen die Hij bemint en roept hen op om te erkennen dat ze geliefd zijn door God. Hij moedigt de gemeente aan om, net als Jakob, vast te houden aan God, en benadrukt dat God trouw is in het vervullen van Zijn beloften.
Menno sluit af met de herinnering dat God eeuwig is en zijn zegen door blijft geven aan generaties. De boodschap is duidelijk: zoek Jezus, want wie Jezus heeft, heeft genoeg.