Corne begint de preek met het benadrukken van de persoonlijke relatie met God en het belang van het luisteren naar Gods stem. Hij deelt zijn visie dat er geen kleine of grote gemeente bestaat in de ogen van God, maar dat elke gemeente belangrijk is in de geest. Hij moedigt de gemeente aan om zich bewust te zijn van hun kracht en impact, ongeacht hun grootte.
Vervolgens bespreekt Corne het belang van gehoorzaamheid aan Gods woord en het volgen van Jezus’ opdracht om alle volken tot Zijn leerlingen te maken, onder meer door hen te dopen. Hij illustreert dit met Bijbelse voorbeelden, zoals de Pinksterpreek van Petrus waarin hij mensen aanspoort om zich te bekeren en te laten dopen.
Corne benadrukt dat de doop een symbolische daad is van het afleggen van het oude leven en het opstaan tot een nieuw leven in Christus. Hij legt uit dat de doop staat voor de afwassing van zonden, het begraven van het oude zelf, en het ontvangen van een zuiver geweten door Gods genade.
Hij moedigt de gemeente aan om actie te ondernemen in hun geloof, zoals het zetten van de stap om zich te laten dopen, omdat geloof altijd hand in hand gaat met actie. Hij sluit af met het aanmoedigen van de gemeente om deze stap van gehoorzaamheid en geloof te zetten, en om te vertrouwen op Gods aanwezigheid en leiding in hun leven.
In essentie benadrukt Corne het belang van gehoorzaamheid aan Gods woord, het symbolisme van de doop als een daad van overgave aan Christus, en het belang van actief geloof in de dagelijkse praktijk van het leven van een christen.