In deze preek bespreekt Corne den Breejen het belang van dankbaarheid, zelfs in moeilijke tijden. Hij benadrukt dat dankbaarheid meer een houding is dan een gevoel en dat het essentieel is om God te eren, ongeacht onze emoties. De nadruk ligt op het uiten van dankbaarheid, zelfs als het gevoel van vreugde niet direct aanwezig is.
Highlights
- 🙏 Dankbaarheid is een houding naar God toe, ongeacht de stormen en moeilijkheden in het leven.
- 🎶 Het uiten van dankbaarheid in lofprijzing en aanbidding is een geschenk terug aan God.
- 💔 Emoties kunnen bedrieglijk zijn, maar we hebben altijd redenen om dankbaar te zijn jegens God.
- 🌧️ Zelfs in moeilijke momenten wordt aangemoedigd om God te loven en te prijzen, ongeacht onze gevoelens.
- 📖 De psalmen tonen zowel klaagliederen als momenten van vreugde, waarmee de veelzijdigheid van emoties in het geloofsleven wordt erkend.
Tevens wordt benadrukt dat dankbaarheid een constante houding moet zijn, niet afhankelijk van onze wisselende emoties.
Gebruikt wordt Psalm 18:1-25
Psalm 18 is een lofzang van David waarin hij zijn dankbaarheid en waardering uit naar God voor het redden van hem uit de handen van zijn vijanden, voornamelijk koning Saul. David begint de psalm met het uiten van zijn liefde voor God en erkent dat God zijn kracht en bescherming is. Hij benadrukt dat hij zich bij God veilig voelt en dat God hem helpt en bevrijdt. David prijst God voor het beantwoorden van zijn smeekbeden om hulp en redt hem van de dood. Hij beschrijft hoe God met zijn machtige aanwezigheid verschijnt, de aarde doet beven en zijn vijanden verjaagt met bliksem en vuur. David getuigt van Gods liefde en goedheid jegens hem, omdat hij trouw is aan God en leeft volgens zijn wil. Hij eindigt de psalm door te verklaren dat de Heer hem heeft geholpen en erkent dat hij onschuldig is. Psalm 18 benadrukt de veelzijdigheid van emoties in het geloofsleven, van doodsnood tot vreugde, en de constante behoefte aan dankbaarheid en trouw aan God.
[1] Een lied van David, de dienaar van de Heer. Voor de zangleider.
Psalm 18:1-25
David zong dit lied om de Heer te danken. Want de Heer had hem gered van Saul en van zijn andere vijanden.
[2] Ik heb u lief, Heer.
U geeft mij kracht.
[3] U beschermt me, bij u ben ik veilig.
God, bij u kan ik me verbergen.
U helpt mij en u bevrijdt mij.
U redt me van mijn vijanden.
[4] Breng eer aan de Heer!
Want ik riep naar hem om hulp,
en hij heeft mij gered van mijn vijanden.
[5] Ik was al bijna dood.
Het land van de dood zag ik al,
en ik was heel bang.
[6] De dood was heel dichtbij,
hij had me al bijna te pakken.
[7] Toen schreeuwde ik om hulp naar mijn God,
vol angst riep ik naar de Heer.
En hij hoorde mij roepen,
vanuit de hemel hoorde hij mijn stem.
[8] Toen schudde en beefde de aarde.
De bergen schudden heen en weer,
want de Heer was woedend.
[9] Er kwam rook uit zijn neus,
en vuur uit zijn mond.
De Heer spuugde vlammen van vuur uit.
[10] Hij opende de hemel
en hij kwam naar de aarde.
Op donkere wolken kwam hij naar beneden.
[11] Hij kwam omlaag op zijn hemelse wagen,
de wind blies hem vooruit.
[12] Hij verborg zich in de duisternis.
Het was donker om hem heen,
donker van wolken en regen.
[13] Vuur ging voor hem uit,
wolken van hagel en vuur.
[14] Uit de hemel klonk de donder van de Heer,
de Allerhoogste liet zijn stem horen.
Hagel en vuur kwamen neer op de aarde.
[15] De Heer stuurde bliksem
om zijn vijanden te verjagen.
Met pijlen van vuur maakte hij hen bang.
[16] De Heer was boos,
hij was woedend!
Hij liet de aarde beven.
De bodem van de zee werd zichtbaar,
zelfs de zuilen onder de aarde waren te zien.
[17] Zo kwam de Heer uit de hemel om mij te redden.
Hij redde mij van de dood.
[18] Hij bevrijdde mij van mijn vijanden,
van de machtige mensen die me haatten,
die sterker waren dan ik.
[19] Zij vielen mij aan toen ik geen kracht meer had.
Maar de Heer hielp mij,
[20] hij bevrijdde mij uit gevaar.
Hij redde mij, omdat hij me liefhad.
[21] De Heer was goed voor mij,
omdat ik hem trouw was.
Hij heeft me geholpen,
omdat ik onschuldig was.
[22] Want ik leefde zoals de Heer het wilde,
ik was altijd trouw aan mijn God.
[23] Ik hield me aan zijn wetten,
ik luisterde altijd naar zijn regels.
[24] Ik leefde precies zoals hij het wilde,
nooit deed ik slechte dingen.
[25] De Heer heeft mij geholpen,
omdat ik hem trouw was.
Hij zag dat ik onschuldig was.