Een pleidooi van Pilatus

Een pleidooi van Pilatus

Arie Verduin gebruikt het volgende gedeelte uit de Bijbel

Toen Jezus voor de gouverneur stond, stelde deze Hem de vraag: ‘Bent U de koning van de Joden?’ Jezus zei: ‘U zegt het.’ Maar op de beschuldigingen die de hogepriesters en oudsten tegen Hem inbrachten, antwoordde Hij niet één keer. Daarop zei Pilatus tegen Hem: ‘Hoort U niet wat deze getuigen allemaal tegen U inbrengen?’ Hij gaf op geen enkele beschuldiging enig weerwoord, wat de gouverneur zeer verwonderde.
Nu had de gouverneur de gewoonte om op het pesachfeest één gevangene vrij te laten, en die door het volk te laten kiezen. Er zat toen een beruchte gevangene vast, die Jezus Barabbas genoemd werd. En dus vroeg Pilatus hun, toen ze daar waren samengestroomd: ‘Wie wilt u dat ik vrijlaat, Jezus Barabbas of Jezus die de messias wordt genoemd?’ Hij wist namelijk dat ze Hem uit afgunst hadden uitgeleverd. Terwijl hij op de rechterstoel zat, werd hem een boodschap van zijn vrouw gebracht: ‘Laat je niet in met die rechtvaardige! Om Hem heb ik namelijk vannacht in een droom veel moeten lijden.’ Ondertussen haalden de hogepriesters en de oudsten het volk over: ze moesten om Barabbas vragen, en Jezus laten doden. Weer nam de gouverneur het woord en hij vroeg opnieuw: ‘Wie van de twee wilt u dat ik vrijlaat?’ ‘Barabbas!’ riepen ze. Pilatus vroeg hun: ‘Wat moet ik dan doen met Jezus die de messias wordt genoemd?’ Allen antwoordden: ‘Aan het kruis met Hem!’ Hij vroeg: ‘Wat heeft Hij dan misdaan?’ Maar ze schreeuwden alleen maar harder: ‘Aan het kruis met Hem!’ Toen Pilatus inzag dat hij niets bereikte, maar dat er zelfs een opstand dreigde uit te breken, liet hij water brengen, waste ten overstaan van de menigte zijn handen en zei: ‘Ik ben onschuldig aan de dood van deze man. Zie het zelf maar op te lossen.’ En heel het volk antwoordde: ‘Laat zijn bloed ons maar worden aangerekend, en onze kinderen!’ Daarop liet Pilatus Barabbas vrij, maar Jezus leverde hij uit om gekruisigd te worden, nadat hij Hem eerst nog had laten geselen.

Mattheus 27:11-26